Munten
Het archeologisch onderzoek op het Kollenburg-terrein heeft een grote
hoeveelheid Romeinse munten aan het licht gebracht. Het merendeel daarvan kan
worden gedateerd in de tweede helft van de 4e eeuw.
De Romeinse schrijver P. Cornelius Tacitus (ca. 55-117) vertelt ons dat de Germaanse stammen in de grensstreek
gebruik maakten van gouden en zilveren munten, terwijl de volkeren die verder van de grens woonden zich vaker van de traditionele ruilhandel zouden bedienen (Tacitus, Germania, 5). Hoewel interessant klopt dit verhaal slechts gedeeltelijk.
Het is echter wel duidelijk dat de Germanen met het Romeinse geld wisten om te
gaan.
Vanwege de vondst van een muntstempel, bronsbaartjes en 10 barbaarse
imitaties die in het laatste kwart van de 3e eeuw geslagen zijn, wordt door het
Koninklijk Penningkabinet te Leiden onderzocht of er muntslag heeft
plaatsgevonden in Didam. Dit zou, zeker voor onze contreien, een zeer
belangrijke vondst kunnen zijn.
Een selectie uit de aangetroffen munten:
Nerva (96-98)
|
|
M. Cocceius Nerva was een kundig
rechtsgeleerde. Onder Vespasianus en Domitianus was hij consul. Na de
moord op Domitianus werd hij tot keizer uitgeroepen. Tijdens zijn korte
regeerperiode deed hij veel aan de omstandigheden in zijn rijk, maar zijn
populariteit in het leger was niet hoog. Om dat te verbeteren adopteerde
hij Trajanus als zijn zoon, die na zijn dood automatisch keizer werd. Denarius
Materiaal: zilver
VZ: IMP NERVA CAES AVG GERM P M TR P II
KZ: IMP II COS IIII P P, Victoria
|
|
|
Hadrianus (117-138)
|
|
P. Aelius Hadrianus was zonder twijfel één
van de meest capabele leiders op de Romeinse keizerstroon. Zijn
regeerperiode, tijdens de 'Pax Romana', werd gekenmerkt door vrede en voorspoed.
Hadrianus bracht zijn tijd nauwelijks in Rome door; liever reisde hij rond
in zijn immense Rijk, waar hij persoonlijk toezag op de uitvoering van
zijn orders.
Denarius
Materiaal: zilver
VZ: HADRIANUS AVGVSTVS
KZ: COS, zittende godin Roma
|
|
|
Antoninus Pius (138-161)
|
|
Titus Aurelius Boionius Arrius Antoninus werd
door zijn adoptiefvader Hadrianus naar voren geschoven als zijn opvolger.
Gedurende zijn heerschappij, op het hoogtepunt van de 'Pax Romana', viel
er nauwelijks iets voor in het Romeinse Rijk. Er valt dan ook weinig over
deze periode te melden. Denarius
Materiaal: zilver
VZ: ANTONINVS AVGVSTVS
KZ: COS IIII, Aequitas naar links
|
|
|
Lucius Verus (161-169)
|
|
Lucius Ceionius Commodus, wiens naam later
werd veranderd in Lucius Aurelius Verus, werd tegelijkertijd met Marcus
Aurelius geadopteerd door Antoninus Pius. Na de dood van Antonius werden
zowel Lucius Verus als Marcus Aurelius keizer. Naar verluidt was de zwakke
Verus verslaafd aan pleziertjes en zijn dood in 169 kwam dan ook niet
ongelegen voor Marcus Aurelius.
De titels op de voorzijde van deze munt verwijzen naar de veldtochten in
het oosten, waar Verus vrij succesvol was tegen de Armeniërs en de
Parthen.Denarius
Materiaal: zilver
VZ: L VERVS AVG ARM PARTH MAX
KZ: TR P VIII IMP III COS III, Aequitas naar links
|
|
|
Magnentius (350-353)
|
|
Flavius Magnus Magnentius was van oorsprong
een Barbaar. Hij nam, zoals zovelen in zijn tijd, dienst in het Romeinse
leger waar hij uitblonk in de krijgskunst. Onder Constans groeide
Magnentius uit tot een zeer bekwaam veldheer. In 350 riep hij zichzelf uit
tot keizer.
Magnentius pleegde zelfmoord in 353 na een verpletterende nederlaag tegen
Constantius II in Gallië. AE3
Materiaal: brons
VZ: DN MAGNENTIVS
KZ: FELICITAS REIPUBLICA, Magnentius met Victoria en labarum
|
|
|
Een laat 4e-eeuwse muntschat
|
|
|
|
Uit de vulling van een kuil kwamen, naast wat
aardewerkscherven, een stuk leem en een ijzerslak, ook een vrij groot
aantal munten voor de dag. Later werd op de stort nog een hoeveelheid
munten aangetroffen, die gezien hun datering en samenstelling vrijwel
zeker ook tot de schat zullen hebben behoord.
De schat heeft uit minstens 36 AE3 munten bestaan. De meeste munten zijn
geslagen tijdens de heerschappij van keizer Magnus Maximus, die over een
groot deel van Gallië de scepter zwaaide.
Gezien de datering van de munten, zal de schat zeker niet voor 388 na
Christus aan de aarde zijn toevertrouwd.
|
|
|
|
Terug naar de vorige pagina
|
|