Historie De Liemers
Over de juiste omvang van de Liemers bestaat veel onduidelijkheid. Zelfs regionale dagbladen dragen aan die onduidelijkheid hun steentje bij. De ene keer hoort bijvoorbeeld Wehl er wel bij, de andere keer schrijft de volgende journalist vrolijk dat het bij de Achterhoek hoort. (Wat is trouwens De Achterhoek?) Dat Wehl daar niet bij hoort is wel zeker. Deze historische dwaling wordt enkel en alleen veroorzaakt door het feit dat de gemeente Wehl deelneemt aan het samenwerkingsverband Regio Achterhoek (ooit het veel beter gekozen Samenwerkingsverband Oost-Gelderland) en dus door sommigen dan ook maar gemakshalve bij de Achterhoek genoemd wordt.
Een lezenswaardig artikel over de Liemers verscheen ooit in het boek De Liemers van Nol Tinneveld. Dit boek werd in 1984 ter nagedachtenis aan een groot Liemersman, uitgegeven door Thoben Offset Nijmegen. Op bladzijde 15 begint het hoofdstuk Wat behoort tot de Liemers? Hieronder leest u het belangrijkste gedeelte daaruit.
De Liemers is thans geen bestuurlijke eenheid en is het vroeger waarschijnlijk ook nooit geweest. Daarom is het moeilijk om een begrenzing aan te geven die historisch verantwoord is. In 1877 publiceerde de Munsterse Domkapitular A. Tibus Der Gau Leomerike und der Archidiakonat von Emmerich. Hij probeerde in dat boek de grootte te reconstrueren van de bestuurlijke eenheid Leomerike, dat is de Liemers, in de vroege middeleeuwen. Hij beschikte slechts over één bron waarin Leomerike werd genoemd: een akte van 838 waarin graaf Rotgarius met de kerk van Sint-Maarten in Utrecht een aantal goederen ruilt, waarvan Thuvine, dat Duiven, Eltingen onder Duiven en een Hees (misschien ‘Westerhesi’, een van de vier Hezen bij Emmerik) worden gesitueerd in de pago ‘Leomerike’. Tibus gaat er van uit dat Leomerike een bestuurseenheid, een ‘Untergau’, was van het graafschap Hamaland. En hij meent dat het latere kerkelijke district ‘het archidiaconaat Emmerik’ dezelfde grenzen had als de oude staatkundige ‘pagus Leomerike’. Het zou dan 42 kerspelen omvat hebben.
Vijfhonderd jaar later bezaten talrijke grootgrondbezitters goederen in dat gebied, maar grondbezig wil nog niet zeggen staatkundige macht. De belangrijkste waren de heren van Gelder, Kleef en Bergh. Hun bezittingen lagen verspreid over de Liemers; alle drie probeerden zij door pandschappen, huwelijken en koop de verspreide goederen aaneen te voegen en daarover de bestuursmacht te verwerven. Een Gelderse rentmeestersrekening uit 1340 vermeldt, dat Gelre in zijn rentambt Liemers goederen bezat te Weel, Zevenaar, Bedburg (dat is Babberich), Angeroyen, Westervoort, Duiven, Groessen, Beek en Zeddam. Een Kleefse akte uit 1348 noemt in ‘onssen lande van Lymers’ bezittingen ‘te Zevenaren, te Wele, te Duven, te Gruessen, the Dydem ende the Beke’.
In 1355 moest de Gelderse hertog een flinke veer laten, toen hij uit geldnood zijn Liemerse bezittingen en Emmerik verpandde aan zijn zwager de graaf van Kleef. De heer Van den Bergh (zijn graventitel was niet meer dan een eerbewijs van de Duitse keizer) versperde voor Kleef de weg naar verdere gebiedsuitbreiding in de Liemers o.a. door Beek en de bezittingen in Didam van Kleef in pandschap te nemen.
De graaf (na 1417 heette hij hertog) van Kleef bezat het zogenaamde drostambt Liemers tot 1816. De heer Van den Bergh gebruikte de naam Liemers niet en het provinciale bestuur van Gelderland ook niet. Het hing dus van toevallige omstandigheden af of bijvoorbeeld Didam en Beek op een bepaald moment gesitueerd werden in een gebied met het etiket Liemers. De streek ten oosten van Bergherbos behoorde misschien (maar dat is niet te bewijzen) in 838 ook tot een bestuurlijke eenheid Liemers (Leomerike), maar werd daartoe nadien niet meer gerekend. Pas in de 19de eeuw deelden de cartografen dat gebied in bij de ‘Lijmers’, omdat zij dan gemakkelijk een begrenzing konden aangeven.
Na 1945 begonnen publicisten (bijvoorbeeld de samenstellers van structuurrapporten) de naam de Liemers te reserveren voor de streek ten westen van de Berghse heuvels. De bewoners ten oosten van Montferland hebben die naam nimmer voor zich opgeëist. De jury die sinds 1969 de ‘Turmac-Liemers-Prijs’ toekent, rekent de hele gemeente Bergh bij de Liemers.
Over de historie van de Liemers is niet veel geschreven. Literatuur waar in ieder geval iets terug te vinden is, staat hieronder vermeld. Sommige van deze boeken zijn gepubliceerd door het Streekarchivariaat de Liemers en Doesburg. Een lijst van die boeken is hier te vinden.
Bijdrage tot de kennis van de landbouwkundige ontwikkelingsmogelijkheden in de Liemers. (1948) Door K.J.M. Mohrmann e.a.
De Lange Schoolweg. Een rondgang door de onderwijsgeschiedenis van de Liemers en Doesburg. (1984) Door J.W. van Petersen.
De Liemers. Een verkenning van de maatschappelijke situatie. (1959) Door H.P.M. van der Meijs.
De Liemers. Gedenkboek Dr. J.H. van Heek. (1953) Door A. Tinneveld e.a.
De Liemers van Nol Tinneveld. (1984) Door Jac Mombarg en John Thoben.
De Oude Kleefse Enklaves en hun overgang naar Gelderland 1795-1817. (1975) Door Dr. E.J.Th.A.M.A. Smit.
De Waterplaag. Dijkdoorbraken en overstromingen achter Rijn en IJssel. (1978) Door J.W. van Petersen.
Des Landmeters Trots. Oude kaarten van het gebied achter Rijn en IJssel. (1974) Door J.W. van Petersen.
Gelderse Historie in de Liemers. (1971) Door A.G. van Dalen.
Na honderdvijftig jaar. Schetsen uit de Liemers. (1966) Door W. Zondervan e.a.
Oude ambachten en bedrijven achter Rijn en IJssel. (1972) Door J.W. van Petersen en W. Zondervan.
Reizen is tol betalen. De verkeersontwikkeling in en om het gebied van Rijn en IJssel tot de Bataafse Omwenteling van 1795. (2002) Door J.W. van Petersen.
Van Rollende Rad’ren en Dampend Gespan. De geschiedenis van het weg- en railverkeer in de 19de eeuw in de Liemers en de Oude-IJsselstreek. (2012) Door J.W. van Petersen.
Van Zoete Wijn en Bittere Medicijn. Zes eeuwen gezondheidszorg in de Liemers en Doesburg. (1989) Door J.W. van Petersen.
De Liemers. Land van grenzen tussen Rijn en Oude IJssel. (2019) Door Wim van Heugten en Theo Salemink (red.)
Der Gau Leomerike und der Archidiakonat von Emmerich. (1877) Door A. Tibus.