Gasthuisboeken en gasthuisrekeningen
In het Stadsarchief van Doesburg zijn de archieven van vele Doesburgse instellingen ondergebracht. Een van die instellingen is het Gasthuis, dat uit de 14e eeuw dateert en als onderdeel van de Gestichten van weldadigheid te Doesburg nog steeds bestaat. Van dit Gasthuisarchief heeft de archiefwerkgroep van de Historische vereniging Stad en Ambt Doesborgh een aantal van de oudste stukken getranscribeerd.
Ter gelegenheid van de Doesburgse Hanzedagen op 12 juni 2010 heeft drs. A.M. Kutsch Lojenga namens de werkgroep voor de bezoekers aan het Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg een voordracht over het Gasthuis gehouden. Hier volgt een korte impressie van die lezing. (1)
Impressie lezing
De voorwaarden en eisen die door de Gasthuismeesters werden gesteld aan bewoners kunnen het beste worden getoond aan de hand van een voorbeeld. Zo weten we dat op 11 november 1573 Johan van Trier en Hermanna zijn huisvrouw (echtgenote) in de Koepoortstraat te Doesburg wonen. Zij laten vastleggen dat zij 500 daler (nu circa € 35.000) aan het Gasthuis zullen betalen waarvoor zij beiden de rest van hun leven kost en inwoning in het Gasthuis zullen krijgen. Kennelijk zijn Johan en Hermanna niet vermogend genoeg om dit bedrag van 500 daler zomaar te betalen want zij leveren allerlei grondbezit bij het Gasthuis in. Maar dat is nog niet genoeg. Het Gasthuis eist ook van hun bezittingen na hun overlijden een bedrag van nog eens 500 daler.
Hieruit wordt duidelijk dat er aan de binnenkomst van mensen in het Doesburgse Gasthuis vaak het opstellen van heel ingewikkelde contracten voorafging. De hoogte van het bedrag, dat de mensen voor hun verblijf in het Gasthuis moesten betalen, varieerde afhankelijk van hun leeftijd, gezondheid, draagkracht en natuurlijk het gegeven of het een echtpaar of een alleenstaande betrof.
Maar wat kregen Johan van Trier en Hermanna voor al dit geld? In de eerste plaats gaf het hun de zekerheid dat zij tot het eind van hun leven verzorgd zouden zijn. Zij kregen eten en drinken en mochten met de Gasthuismoeder in de keuken mee-eten of aan de tafel van de proveniers. Ze mochten wonen in het voorste deel van een huis, dat wind- en waterdicht door het Gasthuis zou worden opgeleverd maar dat ze vervolgens zelf hun leven lang moesten onderhouden. Bij ziekte kregen ze van het Gasthuis een verzorgster die de kost krijgt van het Gasthuis maar verder betaald moet worden door Johan en zijn vrouw.
Wie in het Gasthuis welkom was, diende zich wel te gedragen. We beschikken over allerlei teksten waarin vermeld wordt hoe mensen wegens wangedrag – variërend van het uitslaan van onbetamelijke taal tot openbare dronkenschap – enige tijd werden uitgesloten van de maaltijden. Ook hebben we een uitgebreide beschrijving van het gedrag van de gasthuisbewoner Christoffel Baerken. In 1813 neemt hij als ‘kostkoper’ zijn intrek in het Gasthuis. Hij is ongetrouwd en ziet het leven in het Gasthuis enigszins als het voorportaal van de dood. Hij is niet gemakkelijk tevreden te stellen want al snel beginnen zijn jammerklachten over het eten dat hij “seer gemeen en slecht” noemt. Ook met het bier valt het niet mee. Zo jammert Christoffel maar door.
Als je alleen zijn verhaal ziet, zou je denken dat het leven in het Gasthuis een uitermate treurig bestaan was. Toch was het een vorm van maatschappelijke dienstverlening waardoor velen in waardigheid hun leven tot het einde hebben kunnen leiden.
De Gasthuiskerk en het hofje met de gasthuiswoningen zijn een bezienswaardigheid in het centrum van Doesburg. Het Gasthuis met zijn bezittingen wordt tegenwoordig beheerd door De Gestichten van Weldadigheid. De Gasthuishuisjes worden nog steeds bewoond. Ze zijn zeer in trek, maar van gemeenschappelijke maaltijden is geen sprake meer.
De belangrijkste stukken uit het archief van het Gasthuis zijn de twee gasthuisboeken, boeken waarin het bestuur van het Gasthuis in de 16e – 18e eeuw stukken heeft samengebonden die het voor de administratie wilde bewaren, zoals huur- en pachtcontracten. Het oudste van die twee boeken (Oud-Archief Doesburg inventarisnummer 2835) betreft de periode van 1437 – 1654, het tweede (inventarisnummer 2836) de jaren 1655 – 1761. Over beide gasthuisboeken heeft de archiefwerkgroep na voltooiing van de transcripties een boek gepubliceerd, over het oudste boek in 2017 (Het Oude Gasthuisboek van Doesburg, 1437 – 1654), over het jongste boek al eerder, in 2008 (Het Besluitenboek van het Gasthuis in Doesburg, 1655 – 1761). Deze publicaties bevatten inleidingen en artikelen en Het Oude Gasthuisboek ook samenvattingen van de tekst, maar allebei niet de transcripties van het handschrift zelf. De transcripties van de tekst van het jongste gasthuisboek staan op een CD-rom die achter in Het Besluitenboek 1655 – 1761 is gevoegd. De transcripties van de tekst van het oudste gasthuisboek vindt u in hun geheel hierna op deze website, samen met de samenvattingen en verklarende woordenlijst zoals opgenomen in de gepubliceerde tekst van Het Oude Gasthuisboek.
Na de beide gasthuisboeken heeft de archiefwerkgroep in de jaren 2012 – 2016 gewerkt aan de oudste bewaard gebleven jaarrekeningen van de gasthuismeesters. Dat zijn de rekeningen over de jaren 1503 – 1504 (Oud-Archief Doesburg inventarisnummer 2845), 1614 (inventarisnummer 2846) en 1616 (inventarisnummer 2847). Oudere rekeningen en rekeningen uit de (ruime) eeuw tussen 1504 en 1614 zijn niet bewaard gebleven (latere wel, maar de werkgroep is hierna met een ander project begonnen). Voor de lezers van Het Oude Gasthuisboek zijn deze rekeningen heel interessant, net als voor de leden van de archiefwerkgroep bij het werk hieraan. Ze betreffen dezelfde periode en er staan allerlei bijzonderheden in die een ander licht werpen op teksten in het Oude Gasthuisboek. In ieder geval blijkt eruit waar het Gasthuis zijn inkomsten in deze tijd vandaan haalde en waar het die vervolgens weer aan uitgaf. Aan de uitgaven voor eten is bijvoorbeeld te zien wat er dagelijks op het menu van de bewoners stond.
Ook de transcripties van deze rekeningen staan op deze website. Vóór elke rekening staat een korte inleiding, bij die van 1503 – 1504 in het bijzonder over de onzekere datering van die rekening.
Bovendien heeft Jan Weustink, lid van de werkgroep, bij de rekeningen van 1614 en 1616 alfabetische lijsten van debiteuren en crediteuren gemaakt en van soorten inkomsten en uitgaven. Ook heeft hij de gasthuismeesters op allerlei punten nagerekend; hun berekeningen kloppen lang niet altijd! Zijn werk is in bijlagen bij de transcripties opgenomen.
De transcripties van het Oude Gasthuisboek en de drie genoemde rekeningen staan niet alleen op deze website, maar ook op die van de Historische vereniging Stad en Ambt Doesborgh, waar de werkgroep deel van uitmaakt. Overigens is de archiefwerkgroep al sinds 1994 actief en heeft hij sindsdien ook andere stukken uit het Doesburgse archief bestudeerd en toegankelijk gemaakt, zoals het Doesburgse Hoeren- en Boevenboek, dat in 1996 is uitgegeven. Na de transcriptie van de gasthuisrekeningen is de werkgroep in 2016 overgestapt naar de resoluties van de stedelijke magistraat uit de jaren van de Franse bezetting (1672 – 1674). Ook de transcripties daarvan zullen op deze website worden opgenomen. Overigens zijn al deze producten van de werkgroep het werk van liefhebbers, zonder wetenschappelijke pretenties. De werkgroep, die ongeveer 10 personen telt, bestaat uit louter amateurs.
N.B. Waar in voetnoten bij de transcripties van de gasthuisrekeningen wordt verwezen naar het Oude Gasthuisboek is dat meestal naar het folionummer van het handschrift (“fol.”), waarmee ook de samenvattingen zijn terug te vinden. Een enkele keer echter wordt verwezen naar het paginanummer van de gedrukte uitgave (“p.”).
27-12-2018 Ton Pos
(1) Zie verder over de geschiedenis van het Gasthuis: J.W. van Petersen, Kroniek van de Gestichten van Weldadigheid te Doesburg, 1237 – 1987, in Het Besluitenboek van het Gasthuis in Doesburg, 1655 – 1761 (Doesburg 2008), p. 107 – 144.
Zie ook: