Brandweer Zevenaar
Het heeft zeer lang het geduurd voor men tot het inzicht kwam, dat het grondig bestrijden van brand slechts door daarvoor geoefend en opgeleid personeel kon geschieden. Als gevolg van de stiefmoederlijke behandeling van de brandweer in vroeger tijden, is over de inrichting en werking in vorige eeuwen niet veel meer bekend, dan uit oude keuren, verordeningen en beschrijvingen van grote branden is af te leiden. Over branden in Zevenaar, die er in het grijze verleden zijn geweest, is weinig bekend. Men kan zich alleen maar afvragen, hoe men met emmers de branden heeft proberen te blussen. De burgers hadden destijds wel bepaalde plichten: zo moest na het invallen van de duisternis bij brand een licht voor de ramen worden ontstoken omdat er nog geen straatverlichting was. Ook moest men zich met emmers en kuipen naar de plaats van de brand begeven om bij het blussen behulpzaam te zijn.
Het oudst bekende brandreglement voor het gebied van Zevenaar is de ‘Königliche Preuszische Feuerordnung in denen Städten’ uit 1719.
Enige belangrijke artikelen daaruit:
- Geen strooien of rieten daken zullen in de steden nog worden geduld; deze moeten krachtens herhaaldelijk door de Koning uitgegeven verordening worden gewijzigd en door pandaken worden vervangen.
- Iedere inwoner moet een leren emmer en een handspuit, alsmede een of meerdere vaten met water voortdurend op zolder in gereedheid hebben.
- Op het raadhuis moet een flink aantal leren emmers, ladders en haken in gereedheid worden gehouden.
De oudste bekende bergplaats van de blusgereedschappen is de Blecksepoort geweest, de stadspoort aan de westzijde van Zevenaar. Later werd in de Wittenburgstraat een oud pakhuis bergplaats voor brandweermateriaal. Het torentje van het pakhuis werd gebruikt voor het drogen van de brandslangen. In de periode 1947-1971 werd gebruik gemaakt van een gedeelte van garage Wienhoven aan de Arnhemseweg en daarna was er ruimte op het terrein van gemeentewerken aan de Prof. Aalbersestraat. Hier begon in oktober 1975 het bouwbedrijf Welling uit Didam met de bouw van de brandweergarage.
In 1869 werd voor het eerst een moderne brandspuit aangeschaft die in gebruik was tot 1925. De brandspuit stond op een houten draagstel en moest met kar en paard worden vervoerd omdat ze erg zwaar en onhandelbaar was. In 1925 kocht de gemeente een automobielbrandspuit van het type T-Ford. De spuit had een wateropbrengst van duizend liter per minuut bij een druk van 7 atmosfeer. De wagen was reeds uitgerust met luchtbanden. Bij de spuit hoorden ook een schuifladder op een ladderrek en een haspel voor de slangberging. De brandspuit werd in de Tweede Wereldoorlog nog gebruikt om de branden ten gevolge van de bombardementen trachtten te blussen. In de huidige tijd beschikt men over een nieuwe brandweergarage die in 2004 werd uitgebreid en gemoderniseerd.
Met ingang van 1 januari 2014 is de brandweer van Zevenaar opgegaan in één regionale organisatie: Brandweer Gelderland-Midden. Alle werkzaamheden ten aanzien van de dagelijkse brandweerzorg (het blussen van branden en de hulpverlening bij ongevallen) blijft de brandweer uitvoeren vanuit de lokale kazernes. De schaalvergroting maakt het mogelijk om een aantal zaken gezamenlijk te organiseren, zoals opleidingen, oefeningen, de inkoop van materieel en advisering over brandpreventie. De brandweerkorpsen werkten in het verleden al samen op dit gebied. Die samenwerking wordt verder geïntensiveerd met als doel verdere professionalisering van de brandweer.
Bronnen
- A.J. Arends, De Zevenaarse brandweer vroeger en nu (Zevenaar, 1976)
- Inventaris Oud Archief Zevenaar, inv. nrs. 1103-1120, 1411-1415