De nederzettingVele grondsporen zijn door het archeologisch onderzoek aan het licht gekomen. Te onderscheiden zijn paalgaten, kuilen, waterputten en hutkommen. De archeologen weten uit analyse van de grondsporen niet alleen welke soort gebouwen er op de Kollenburg gestaan hebben, maar ook hoe de erven eruit zagen en welke omvang zij hadden.
Gebouwen De lengte van de meeste gebouwen lag tussen 14 en 25 meter. Eén van de
gebouwen was veel groter dan de rest en had een lengte van 30 tot 40 meter,
afhankelijk van de plaats waar de oostelijke wand wordt gesitueerd. Dit gebouw
was 9,5 meter breed. In de zuidoostelijke hoek bevonden zich veel paalsporen,
waardoor de lengte niet eenvoudig is vast te stellen. Hutkommen Het voordeel van een hutkom is dat de constructie erg eenvoudig is en dat er door de verdiepte aanleg een natuurlijke isolering plaatsvindt. De constructie van hutkommen is niet altijd hetzelfde, maar meestal stonden er in iedere hoek en in het midden van de korte wand palen. Hierop zal het dak gerust hebben. Waarvoor dienden hutkommen? Men gaat ervan uit dat hutkommen hebben gediend als een soort werkplaats voor ambachtelijke werkzaamheden. Inderdaad worden in de Didamse hutkommen soms voorwerpen gevonden die met bijvoorbeeld textiel- en metaalbewerking samenhangen. Zo troffen we in een hutkom een csomplete vlaskam aan, en in een andere een compleet weefgewicht. Een probleem is dat hutkommen aan het einde van hun levensduur vaak als afvalkuil werden gebruikt, waardoor de hoeveelheid en soort vondsten uit hutkommen zeer uiteenlopend kunnen zijn. Spiekers |
|||
Waterputten Om een put te maken, groef men eerst een grote, taps toelopende kuil tot aan het grondwater. Men zorgde ervoor onderin voldoende werkruimte te hebben om de houten bekisting van de waterput onder het grondwaterniveau te kunnen plaatsen. Deze bekisting liep waarschijnlijk door tot één meter boven het maaiveld. Wellicht kon de put ook worden afgedekt om te voorkomen dat er rommel inviel.
|
|
||
De waterputten zijn vaak rijk aan vondsten omdat ze na gebruik vaak als afvalkuil dienst deden. Tevens konden er allerlei zaden en pollen uit de directe omgeving in de put terechtkomen. Van de meeste putvullingen namen we daarom monsters om meer te weten te komen over de flora in de Romeinse tijd. Dit noemt men ook wel archeo-botanisch onderzoek. Op dit moment zijn slechts een klein aantal monsters onderzocht. Verrassend was daarbij dat twee van de drie onderzochte putmonsters tot de tien rijkste behoren die in Nederland uit de Romeinse tijd bekend zijn. Er zal ook wel eens per ongeluk iets in een put zijn gevallen; voorbeelden daarvan zijn de twee haarnaalden die beide in de vulling van een waterput zijn gevonden. Het is niet moeilijk om ons voor te stellen dat de eigenaressen na het verlies een aantal Germaanse krachttermen hebben gebezigd! |
|||